Net klaar waren de huizen toen de bewoners van de Bretagnestraat er in 1966 hun intrek namen. Er waren nog geen winkels, het winkelcentrum op het Europaplein kwam pas na 15 jaar. Scholen waren er voldoende en dat was maar goed ook, want kinderen genoeg in de wijk. De huizen waren groot en hadden 4 slaapkamers. In de doorzonkamer zat een doorgeefkast, heel praktisch.
De bewoners van de Bretagnestraat kwamen overal vandaan, maar vooral uit Friesland. Behalve de ‘Red Lady’ (zo genoemd om haar rode haren) en haar man, die kwamen uit Amsterdam. Veel mannen werkten bij de Hoogovens. Iedereen was nieuw en dat schiep een band. Acht vrouwen uit de Bretagnestraat met allemaal een man op het werk en kinderen op school gingen elkaar uitnodigen voor de verjaarsvisite. Verder dan die visites ging het contact niet, al kon je wel van elkaar op aan als het moest. Het had ook te maken met de verschillende geloven van de buurvrouwen. In die tijd speelde dat meer dan nu. De mannen kwamen niet. Die zagen elkaar wel op het werk.
Mevrouw Roozendaal woont al 21 jaar niet meer in de Bretagnestraat maar treft haar oude buurvrouwen nog altijd op de verjaardagen. En daar is ze heel blij mee. Natuurlijk, er verhuist of overlijdt wel eens iemand en er komt ook wel eens een nieuwe bij het clubje, maar de traditie van de buurvrouwenclub uit de Bretagnestraat van toen blijft overeind. Al bijna 40 jaar!
Verhaal verteld op: 15-06-2005