De hoofdteelt van de meeste Heemskerkse tuinders waren aardbeien, de één-, twee- en driejarige. Daarna gingen ze meestal weg, want dan leverden ze niet zoveel vruchten meer op. Hiermee moest de reserve voor de winter opgebouwd worden, dus de opbrengst was heel belangrijk. Een nachtvorst laat in de lente, als de aardbeien al bloeiden, kon dan ook funest zijn! Om maar niet te spreken van een flinke donderbui met hagelstenen in de zomer, als de aardbeien rijp waren. Dan ging er ook heel wat van de oogst verloren.
Mijn vaders humeur was dan ook echt wel afhankelijk van het weer en de prijzen op de veiling. Als hij een goede prijs kreeg was het feest, dan werd er op ijs getrakteerd!
Maar het oogsten van de vruchten was een arbeidsintensief werkje. Wij moesten als kinderen dan ook allemaal mee helpen, want dat drukte de loonkosten. Meestal werden we om 5 uur wakker gemaakt. Een heel enkele keer wel eens half 5 of misschien wel eens 4 uur! Snel een beschuitje en een kopje thee en dan, in oude kleren gehesen, de tuin in. Als het flink gedauwd had was het aardbeienblad kleddernat. Koud dat het dan was! We waren altijd blij als de zon hoger kwam en wat warmte ging geven, want dan droogde het blad, en werden onze handen warmer.
Om een uur of half acht gingen we thuis ontbijten, en dan snel je handen wassen en naar school. Op de lagere school kon je 'plukverlof' krijgen. Je had dan 2 weken vrij om hele dagen te plukken. Maar dat was net afgeschaft toen ik in de zesde klas zat. Dat vond ik niet erg, want ik ging liever naar school dan de hele dag in die aardbeien zitten. Toen ik daarna op de H.B.S. zat moest ik toch elke morgen plukken, tot op de dagen van mijn examen aan toe. Ik ben trouwens wel geslaagd.
Verhaal verteld op: 01-09-2005