Ik hoorde deze benaming pas toen de huizen werden afgebroken. Het was een heerlijk speeldomein daar op het looppad achter de huizen. En de grote schuren, ideaal voor het favoriete spel ’opschuildertje.’ De achterdeuren en de schuren waren nooit op slot daarom kon gebeuren; dat per vergissing iemand de verkeerde deur binnenstapte.
Wij, de Koopman-jongens, sliepen op de grote zolder. Onze ouders beneden in de bedstee waar zij op een zaterdavond werden opgeschrikt omdat de kamerdeur openging en het licht werd aangestoken. De buurman nam plaats in de leunstoel, keek rond, zag het kruisbeeld boven de schoorsteen en zei: “Zeker verkeerd, dat hangt niet bij ons”, draaide het licht uit en verdween.
Wij en onze buren gingen vriendschappelijk met elkaar om, iedereen liet de anderen in zijn waarde en hielp waar nodig.
‘Assumburg ‘en ‘Achtzaligheden’! Er was een zogenaamde klaagmuur, restanten van een vroegere paardenstalmuur en ruimte genoeg om te spelen. De gedempte vaart achter de huizen en opzij van ’t Kasteel’ markeerde een zanderig voetbalveldje. Met een bal van natte kranten gemaakt, -had je een échte was je rijk - werd gevoetbald.
Ik had een baanfiets die ik over mijn schouder meenam als ik naar de baan in Alkmaar fietste. Mijn baanfiets was ‘heilig’. Als ik de fiets had afgesteld, maakte ik een proefrit om de schoorsteen in het midden van de zolder en hing dan de fiets zorgvuldig aan een balk.
In 1933 werd ‘Kasteel Assumburg’ jeugdherberg. Geert Dils was de eerste jeugdherbergvader en het speelterrein werd opgeheven. Ook het park veranderde. Twee grote moerbeibomen werden gerooid in de hoek van de oranjerie.
Een belangrijke plek van samenkomst voor de oudere jeugd was het V-vormige grasveldje tussen de twee inritten van ‘Assemburg.’ Ook als je verhuisd was, zocht je elkaar weer op.