Toen ik jong was, hadden we een klein groentenwinkeltje aan de Maerten, elf kinderen en geen cent te makken! Als ik uit school kwam, moest er altijd wel een klusje gedaan worden. Bestellingen wegbrengen was een taak voor de jongens en mijn zussen moesten meestal breien aan een paar nieuwe sokken. Ik weet ook nog, dat er altijd wel sokken waren, die gestopt moesten worden. Niet bepaald een favoriete bezigheid of hoogtepunt van de dag. Gelukkig zaten wij het grootste gedeelte van de dag op school en vermaakten we ons best met de andere kinderen uit het dorp.
Elke ochtend moesten we naar de kerk. Daarna snel naar huis om te eten en weer op een draf naar school. Daar werd bijgehouden hoe vaak je in de kerk kwam en de beloning was een kerkboek van "Jesus en ik".
Er kwam een nieuwe kapelaan (van der Klei) in het dorp en hij gaf godsdienstles op onze school. Hij had commentaar op de dominee, omdat deze zijn hoed niet afnam toen de kapelaan hem groette. Ik vertelde de kapelaan dat mijn vader wel eens een fooitje kreeg van de dominee als de bestellingen uit de groentenwinkel werden afgeleverd. En dat ik dat nog nooit gehoord had van de pastoor. ..
De volgende dag was het raak! Nablijven moest ik! Dat ik op mijn donder zou krijgen, stond voor mij al vast. Waarom had ik mijn mond ook niet gehouden?
Ik stribbelde nog tegen en zei dat ik naar huis moest om mijn moeder te helpen. Toen iedereen de klas uit was, deed de kapelaan wel heel erg vriendelijk en nam mij mee naar de kledingwinkel van Bergfeld op de Kerklaan. Daar kreeg ik een plusfour (drollenvanger) en een jasje.
Ik was de koning te rijk; trots liep ik met mijn nieuwe aanwinst - verpakt in bruin papier- naar huis.
Mijn moeder stond mij al op te wachten. Niet omdat ze zo ongerust was, maar ik was te laat thuis om de bestellingen rond te brengen. Kreeg ik toch nog op mijn donder...
Verhaal verteld op: 10-02-2007