Rijk waren we zeker niet. ’s Zondags ging mijn vader, als goed katholiek, eerst naar de kerk. Daarna ging ik, want er was maar een paar goede schoenen die we samen deelden. Kleding was er niet in overvloed. Ik tornde een jasje uit elkaar en toen ik de delen op de naaimachine weer in elkaar had was ik zo trots als een aap. De achterkant van de stof bleek als nieuw. Van buurman Rabenort kreeg ik orgelles. Hij leerde mij The Holy City. Al heel snel kreeg ik een traporgeltje waar houtwurm in zat. Later werd het een accordeon. Als emigrant in Australie van 1952 tot 1963 werd mijn accordeon een dierbaar instrument. In Queensland werd na het werk met de boys de avond afgesloten met zang en accordeon. Mieke Telkamp en Max Tailleur heb ik nog begeleid tijdens hun Australische tournee voor de emigranten. En ik speelde voor Limburgers en Duitsers op een carnaval waar duizend mensen verkleed waren in de Townhall of Melbourne. Samen met mijn neef Piet Castricum op piano, Theo Meuring op drum en vibrafoon en Albert Vrucht op trompet en viool vormden we een band, The Meteors. Ik voelde mij een rijk mens, niet voor de armenbankjes.
Verhaal verteld op: 08-03-2008